Om planten weerbaarder te maken wordt de laatste jaren steeds meer aandacht gegeven aan het gebruik van biostimulanten. Maar hoe werken deze groene middelen eigenlijk? En wat doet het voor de groei en opbrengst van je gewas?
Op de ‘Biostimulanten bijeenkomst 2025’ van Corteva Agriscience werd het samenspel tussen planten en hormonen ontleed.
Biostimulanten
Biostimulanten werken in op verschillende processen. Het gewas wordt beter bestand tegen abiotische stressfactoren, zoals veranderende weersomstandigheden, maar ook weerbaarder tegen ziekteverwekkers. Planten voelen zich beter, waardoor de fotosynthese wordt gestimuleerd en nutriënten efficiënter worden benut. Ook krijgt de rhizosfeer, oftewel de micro-organismen rondom een plant, een boost. Aan het einde van de rit resulteert dit in een product van betere kwaliteit en een hogere opbrengst.
Al deze voordelen klinken natuurlijk als muziek in de oren, maar hoe doen biostimulanten dit? Hiervoor geeft Ruud van de Sande van Corteva Agriscience een kijkje in de fysiologie en nutritie van planten, oftewel de manier waarop planten omgaan met het verwerken van voedingsstoffen en hoe processen plaatsvinden.
Plantenhormonen
Hormonen spelen een belangrijke rol in plantfysiologie. “Hormonen zijn als het ware de postbodes van planten”, vertelt Van de Sande. “Ze brengen signaalstoffen van A naar B. Hierdoor groeien planten effectief, wordt de stofwisseling gereguleerd, het afweersysteem ondersteund en communiceren planten met de omgeving. Al met al hebben hormonen dus veel verschillende taken.”
Grofweg kunnen plantenhormonen worden opgedeeld in twee groepen: stresshormonen en groeihormonen.
Stresshormonen
Stresshormonen worden gevormd in de oudste cellen van de plant en remmen de groei en ontwikkeling van de plant. Voorbeelden hiervan zijn ethyleen en abscisinezuur. “Deze hormonen worden gevormd onder stressvolle omstandigheden en aan het einde van een teeltcyclus. Dit legt de groei van je gewas tijdelijk stil tijdens de teelt.” Later in het groeiseizoen, bij de afrijping van het gewas, is het vormen van stresshormonen bevorderlijk. Abscisinezuur, dat wordt gevormd in de plant en wortel, remt bijvoorbeeld het uitlopen van scheuten en knoppen en initieert de afrijping van de plant.
Groeihormonen
In de plant worden ook groeihormonen gevormd, zoals auxine en gibberelline, in de bovenste delen van de plant, en cytokinen in de haarwortels. Deze hormonen zijn medeverantwoordelijk voor het doorbreken van kiemrust van zaden en het omzetten van zetmeel in suiker, zodat er kiemenergie ontstaat. Daarbij stimuleren deze hormonen celstrekking, wat scheut- en wortelgroei bevordert. Daarnaast stimuleert gibberelline ook de celdeling.
“De balans tussen stresshormonen en groeihormonen is belangrijk. Het is een weegschaal die tijdens iedere fase van de teelt in balans moet zijn. Het liefst willen we natuurlijk dat onze gewassen zoveel mogelijk groeien en we een hoge opbrengst genereren, maar bescherming tegen stress is net zo belangrijk”, meent Van de Sande. De gehaltes van hormonen verschillen dan ook gedurende het groeiseizoen, afhankelijk van de groeifase waar een gewas zich in bevindt, maar worden ook beïnvloed door tal van andere factoren.
Biostimulanten
Biostimulanten sturen de vorming van hormonen door middel van verschillende werkingsmechanismen. In het begin, tijdens, en aan het einde van de teelt kunnen biostimulanten de vorming van specifieke hormonen stimuleren of remmen, waardoor processen in een plant beter verlopen. Een voorbeeld is de teelt van vroege aardappelen. “In een seizoen als 2024 werd er op veel plekken laat gepoot. Als je dan toch wilt dat je knollen op tijd afrijpen, kun je een biostimulant toedienen aan het einde van de teelt, die de vorming van stresshormonen stimuleert. Op deze manier gaat er meer energie naar de knolzetting”, adviseert Van de Sande.
Het is hierbij van belang om, wanneer telers beginnen met biostimulanten, de focus te leggen op één van de bovengenoemde fases in het groeiseizoen, zodat de effecten van biostimulanten duidelijk zichtbaar zijn en middelen elkaars werking niet kunnen verstoren. Ook is het raadzaam om niet direct in alle teelten aan de slag te gaan. Het goed positioneren van biostimulanten is hierbij cruciaal. “Houd in je achterhoofd wat een biostimulant doet voor je gewas en waarom het zo werkt. Op deze manier kun je biostimulanten op de juiste manier inzetten en zoveel mogelijk uit de teelt halen.”
Tekst: Kim Sjoers
Beeld: Beeldarchief Prosu