Valse Meeldauw in uien wordt veroorzaakt door Peronospora destructor en is een terugkerend probleem. De grootste uitdaging bij de bestrijding van valse meeldauw in de uienteelt is dat er bijna jaarrond uien worden geteeld: winteruien, plantuien en zaaiuien. Over het algemeen worden winteruien en tweedejaars plantuien als eerste aangetast, waarna de infectie zich verspreidt naar eerstejaars plantuien en zaaiuien.
Ziektevrij plantmateriaal is cruciaal
Onderzoek toont aan dat complicaties tijdens het teeltseizoen vaak ontstaan door verspreiding van valse meeldauw vanuit eerder geïnfecteerd plantmateriaal. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, is het gebruik van ziektevrij uitgangsmateriaal essentieel.
Bij tweedejaars plantuien kan een warmwaterbehandeling helpen om valse meeldauw tegen te gaan. Deze methode brengt weliswaar aanzienlijke kosten met zich mee, maar blijft belangrijk om latere problemen in het seizoen te beperken.
Herken de eerste signalen
De eerste stap in de bestrijding van valse meeldauw is vroege detectie op het land. Het is belangrijk om de eerste symptomen te kunnen herkennen: paarse vlekken met schimmelpluis op de pijpen. Naarmate de ziekte zich verder ontwikkelt, kunnen er gele, ovale vlekken ontstaan.
Valse meeldauw is een oömyceet – geen echte schimmel, al lijkt het daar wel sterk op.
Zuinig omgaan met beschikbare middelen
Spuiten blijft een noodzakelijke stap in de bestrijding van valse meeldauw. Het probleem is dat er nog maar weinig middelen zijn toegestaan. Daarom is het belangrijk om zorgvuldig en spaarzaam om te gaan met de middelen die nog beschikbaar zijn.
Bron: Groen Kennisnet