Binnen enkele weken zal de eerste generatie uienvliegen van dit jaar haar intrede doen op uienpercelen. De impact van deze vliegen kan groot zijn, dus niets doen is geen optie meer. Petra Rijkens en Luuk Heling van De Groene Vlieg monitoren en beheersen met de Steriele Insecten Techniek (SIT) het hele jaar door uienvliegen, zowel op zand- als kleigronden, en beantwoorden in deze editie de Actuele Akkervraag.
Hoe stond het in 2024 ervoor?
Rijkens:
“Afgelopen seizoen was de druk van uienvliegen op percelen in Groningen veel hoger dan in voorgaande jaren. Op ruim één derde van de percelen op de Groningse klei troffen we een hoge uienvliegdruk aan. Hier zien we een stijgende lijn in. Het areaal zaaiuien in Groningen lag in 2024 op 4.764 hectare. Dat is dertig procent hoger dan het jaar ervoor. Hierdoor zijn er steeds meer waardplanten beschikbaar voor de uienvlieg.”
Hoe zit de levenscyclus van uienvliegen in elkaar?
Rijkens:
“De uienvlieg komt in het voorjaar uit de grond, daar waar vorig jaar uien hebben gestaan. Daarna gaat het opzoek naar nieuwe percelen met Allium-soorten, zoals zaai- en plantuien, sjalotten, prei en bieslook. Er worden veel eitjes gelegd voor de volgende levenscyclus, waaruit larven komen die de uien opvreten. Dat doen ze drie weken lang en hierbij zie je schade ontstaan. Aangezien dit gelijk valt met de start van het groeiseizoen, denken telers nog wel eens dat de loonwerker niet goed heeft gezaaid, wanneer ze het gewas hol zien staan. Maar hier kan dus een andere verklaring voor zijn…”
Hoe ontwikkelt de populatie zich binnen een teeltseizoen?
Heling:
“Per jaar maakt de uienvlieg drie vluchten. De eerste vlucht veroorzaakt de meeste schade, omdat de, dan nog kleine, uienplantjes kwetsbaar zijn. Dat kan tot veel plantwegval leiden. Tijdens de tweede en derde vlucht zijn er meer vliegen dan in de eerste vlucht, zo blijkt uit onze monitoring. Eenmaal gevestigd op een perceel verlaten ze deze plek gedurende de rest van het groeiseizoen niet meer, want het zijn luie beestjes. Ook in augustus treffen we soms nog grote aantallen larven aan. Aangezien er per levenscyclus 150 tot 500 eitjes worden gelegd, neemt het aantal uienvliegen exponentieel toe binnen een teeltseizoen. Het is lastig om deze vliegen chemisch te bestrijden, omdat je de vlieg dan daadwerkelijk moet raken. En aangezien ze alleen het veld op komen om eitjes te leggen, is de trefkans zeer beperkt.”
Zijn er regionale verschillen te zien?
Heling:
“In Flevoland, waar al jarenlang uien worden geteeld, is de infectiedruk plaatselijk heel hoog. SIT wordt in deze provincie dan ook al ruim 45 jaar toegepast om verdere groei te beperken. Echter, alle telers in een gebied moeten meedoen voor een volledig succesvolle SIT. In regio’s zoals Noordoost-Groningen en Drenthe is de uienteelt vrij nieuw. We proberen hier akkerbouwers te enthousiasmeren om gezamenlijk voor SIT te gaan, waarbij we in een kerngebied zorgen voor een zo hoog mogelijke dekkingsgraad. Dan is SIT het meest effectief. In de afgelopen jaren zijn we van 400 naar 4.000 hectare SIT gegaan op de Oostelijke zandgronden. Deze gebieden proberen we als een olievlek naar elkaar toe te trekken. Dat is ook nodig, want de uienvlieg blijft niet binnen je perceel. Een regionale aanpak is vereist. Als je uien teelt, kun je er vanuit gaan dat op elk perceel in een bepaalde mate uienvliegen aanwezig zijn.”
Wat verwachten jullie van 2025?
Heling:
“We verwachten dat veel poppen, die zich nu in een rustfase bevinden, hebben kunnen overwinteren. Over het algemeen zien we dat de populatie de afgelopen jaren groeide. De temperatuur stijgt en het groeiseizoen wordt langer. Zes jaar geleden spraken we nog over twee tot drie vluchten per jaar. Nu zijn het er altijd drie. Niets doen is dus geen optie. Plaaginsecten monitoren en deskundig laten determineren in een laboratorium, zodat je weet waarmee je te maken hebt en in welke mate, wordt steeds belangrijker.”
Liggen er nog andere schadelijke vliegen op de loer?
Rijkens:
“De bonenvlieg komt net wat eerder dan de uienvlieg op de percelen en kan schade geven tot het één- à tweepijpjesstadium. Deze vlieg heeft veel waardplanten en wordt aangetrokken door de geur van rottende groenbemesters en mest. De bonenvlieg bevindt zich met name in randen van percelen, waardoor chemisch bestrijden moeilijk is. De schade verschilt, maar over het algemeen zijn de vliegen mobieler dan uienvliegen en komen ze met zes vluchten per jaar in grotere aantallen voor. Het is nu nog te vroeg om te zeggen wat de bonenvlieg dit jaar gaat doen, maar het is goed om hier als teler bewust op te anticiperen, bijvoorbeeld door de juiste middelen in te zetten. Bij uien die wat minder lekker groeien ligt trips op de loer. Daarnaast zien we in Flevoland steeds vaker de mineervlieg opduiken die zich langzamerhand ook richting andere regio’s verplaatst.”
Tekst: Kim Sjoers
Beeld: HLB
Ontvang de Akkerbouwkrant gratis thuis op de mat
Dit, en vele andere verhalen recht uit het veld, lees je in de Akkerbouwkrant. Wil je ook de mooiste artikelen en reportages thuis op de mat?
De Akkerbouwkrant verschijnt zes keer per jaar met elke uitgave een verdiepend thema. De Akkerbouwkrant is semi-redactioneel en brengt positieve artikelen uit de markt. Met diverse reportages en praktijkervaringen komt de akkerbouwer aan het woord.
Klik hiernaast of ga naar akkerbouwbedrijf.be/abonneren voor alle mogelijkheden.